( Door Steve Brown)

AMSTERDAM, 27 mei 2020

Inzake:” Deken van Amsterdam Henrichs beroept zich als geharde crimineel op het zwijgrecht in de klachtenprocedure van Brown tegen Oplichter mr. Krikke”(VIDEO’s) .

T.a.v. de Deken mr. E.J. Henrichs, Mr Oplichter Krikke.

Naar aanleiding van uw  infantile schrijven d.d. 12 mei 2020 ( Noot1)bericht ik u als volgt:
Het antwoord van Mr. Krikke( Zie Noot) dat u mee zond met uw schrijven is een grote verdraaiing van de feiten in deze. Daarnaast stikt mr. Krikke ook nog in zijn eigen leugens blijkens het feit dat hij zich zelf nog tegen spreekt ook en voor de ‘Afpers-factuur’ waaruit blijkt dat hij mij wilde oplichten zijn secretaresse de schuld geeft, bah, bah wat een lafaard. In mijn eerdere schrijven aan u in deze vergelijk ik de Oplichter mr. Krikke en zijn ‘Witwas-kantoor met dat van ‘Oplichter & AIVD- Informant- Junkie-Peter R. de Vries & Kasem(‘Video’s). Nou, dat’ Riool-Showbizz -Witwas- Kantoor’ van De Vries was gisteren landelijk in opspraak in de pers en ligt nu ook voor u middels een klacht van het OM en de Politie. We zullen zien hoe u daar op gaat reageren.
Ik kan dus niet zinnig reageren op de brief van mr. Krikke( zie Noot), behoudens nogmaals te verwijzen naar de overweldigende bewijzen van zijn poging tot Oplichting en leugens a la De Vries in deze die ik u reeds had toegezonden. Ik zal dan ook uitsluitend op uw brief d.d. 20 mei 2020 reageren die mr. Krikke zijn leugenachtige en laffe infantiele schrijven de advocatuur onwaardig samenvat.


Ondanks de overweldigende bewijzen dat mr. Krikke mij heeft getracht op te lichten en af te persen vergezeld van bedreiging( binnen 14 dagen betalen of anders deurwaarder ) en leugens is de Deken mr. E.J. Henrichs van mening dat zijn misdadige cliënt mr. Krikke niet verkeerds heeft gedaan. U bent voor een Top advocaat wel opeens heel erg ‘dom’(lees:corrupt) dat u niet de bewijzen van de Oplichting van mr. Krikke in deze klacht van mijn begrijpt en op waarde weet te schatten blijkens uw schrijven:
De Deken:” Mr. Krikke antwoordt verder dat hij uit de klacht afleidt dat met name de declaratie kwaad bloed heeft gezet. Vanwege de uitzonderlijke beperkingen in de week van 16 maart jl. was het zoeken naar een modus waarbinnen doorgewerkt kon worden. Waarschijnlijk zou de declaratie in de normale situatie anders zijn opgesteld. Mr. Krikke heeft echter een en ander ook nog verduidelijkt. Er rest dan ook geen feitelijke of juridische basis voor de aantijgingen van de heer Brown, nog los van de wijze waarop deze zijn geponeerd. “Ik verneem graag binnen drie weken na heden van de heer Brown in hoeverre, gelet op de uitleg van mr. Krikke, de klacht wordt gehandhaafd. Hoogachtend, E.J. Henrichs Voor deze:
Mevr. Y.H. Heslinga stafmedewerker deken/advocaat “

Wat mijn klacht maar weer eens duidelijk heeft gemaakt is dat naast dat mr. Krikke een Oplichter is de Deken net zo’n grote Oplichter is als hij. En klachten indienen bij de Orde van Advocaten geen enkele zin heeft in Amsterdam, tenzij het tegen mr. Moszkowicz is omdat die kennelijk op de verkeerde corrupte tenen bij het lekkende OM en/of de Rechtbank Amsterdam had getrapt in de zaak Willem Holleeder.
Vandaar dat ik niet verder ga met deze klachtenprocedure, want dat zou compleet zinloos zijn en kan wat mij betreft de schaamteloze ‘Elite-misdadige Rat in pak-Deken mijn klacht tegen mr. Krikke in zijn corrupte ‘Zwarte-Toga’ reet steken.

Hoogachtend

ing S.K.A. Brown

Ps: ( Dit schrijven hiervoor is in het kader van het algemeen belang en de Rule, of Law gepubliceerd op Volksnieuws uit Amsterdam-Noir)

Noot.

VERTROUWELIJK
De heer S.K.A. Brown
AKDP Advocaten
De heer mr. K.A. Krikke
Uitsluitend per e-mail

Amsterdam, 12 mei 2020 YH/wv

Dossier: 1110171; Brown/mr. Krikke
(graag bij correspondentie vermelden)

Geachte heer Brown, geachte confrère,

Hierbij bevestig ik de ontvangst van de reactie van 11 mei 2020 van mr. Krikke. De heer
Brown treft bijgaand een kopie van deze brief aan (bijlage).

Mr. Krikke licht toe dat hij in de week van 9 maart jl. telefonisch contact heeft gehad met de heer Brown. Tijdens dat oriënterende telefoongesprek gaf de heer Brown aan dat hij graag advies wilde en daartoe stukken zou mailen. Tijdens dat gesprek heeft mr. Krikke verschillende malen aangegeven dat zijn werkzaamheden niet gratis zouden zijn. Wel heeft hij gezegd dat hij een eerste globale advies zou kunnen geven, uiteraard tegen betaling, waarna gekeken zou worden wat de verdere werkzaamheden zouden kunnen zijn en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn.

Op 16 maart jl. ontving mr. Krikke een e-mail van de heer Brown met een groot aantal bijlagen. Dat was de eerste week waarin gold dat thuis gewerkt moest worden. Het kantoor was gesloten maar de advocaten werkten vanuit huis verder. Van eventuele besprekingen kon dan ook geen sprake meer zijn. Daarop heeft mr. Krikke op 20 maart jl. de heer Brown een e-mail gestuurd, waarin hij heeft aangegeven bereid te zijn het globale advies te geven en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn. Mr. Krikke verwijst naar productie 2. Duidelijk was dat hij aan de slag zou gaan binnen twee weken na betaling van de declaratie. De declaratie was derhalve geen declaratie voor verrichte werkzaamheden, maar betrof de kosten van een eventueel op te stellen advies.

Mr. Krikke merkt op dat het een advocaat vrij staat om aan te geven onder welke voorwaarden een bepaalde opdracht wordt aanvaard. In dit geval gold dat mr. Krikke het in de declaratie opgenomen bedrag redelijk vond ten opzichte van de voor het globale advies te verrichten werkzaamheden. Het was duidelijk dat er verschillende complexe juridische vragen voorlagen die niet aanstonds konden worden beantwoord.
De heer Brown had derhalve een keuze om het voorstel te accepteren, waarna de overeenkomst van opdracht zou zijn aangegaan of daarmee niet akkoord te gaan, waarna geen overeenkomst tot stand zou komen. Uit de reactie van de heer Brown van 20 maart 2020 leidde mr. Krikke af dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Dit heeft mr. Krikke bevestigd en geprobeerd eventueel nog bestaande misverstanden uit de wereld te helpen. Voor de volledigheid merkt mr. Krikke op dat hij geen adviezen aan de heer Brown heeft gegeven nu er geen overeenstemming over de opdracht was bereikt.

De nadien verzonden e-mailberichten van de heer Brown zijn niet beantwoord, omdat mr. Krikke van mening was dat de zaak helder was en de kwestie als afgedaan kon worden beschouwd.

Mr. Krikke antwoordt verder dat hij uit de klacht afleidt dat met name de declaratie kwaad bloed heeft gezet. Vanwege de uitzonderlijke beperkingen in de week van 16 maart jl. was het zoeken naar een modus waarbinnen doorgewerkt kon worden. Waarschijnlijk zou de declaratie in de normale situatie anders zijn opgesteld. Mr. Krikke heeft echter een en ander ook nog verduidelijkt. Er rest dan ook geen feitelijke of juridische basis voor de aantijgingen van de heer Brown, nog los van de wijze waarop deze zijn geponeerd.

Ik verneem graag binnen drie weken na heden van de heer Brown in hoeverre, gelet op de uitleg van mr. Krikke, de klacht wordt gehandhaafd.

Hoogachtend,
E.J. Henrichs
Voor deze:
Mevr. Y.H. Heslinga stafmedewerker deken/advocaat

Noot.

PER EMAIL

De Deken der Orde van Advocaten Amsterdam De weledelgestrenge Heer
mr. E.J. Henrichs

Amsterdam, 11 mei 2020

Uw kenmerk : 1110171 Brown/Krikke

Geachte confrère,

In antwoord op uw brieven d.d. 21, 23 en 28 april naar aanleiding van de klacht van de heer Brown, kan ik u het volgende berichten.

Ik zal allereerst de feiten bespreken waarna ik kort en bondig op de grieven van de heer Brown in ga.

In de week van 9 maart jl. heb ik telefonisch contact gehad met de heer Brown. Een oud kan- toorgenoot had gevraagd of ik de heer Brown bij zou willen staan, omdat zijn kantoor daar wegens tegenstrijdige belangen niet toe in staat was.

Tijdens dat oriënterende telefoongesprek gaf de heer Brown aan dat hij graag advies wilde en daartoe stukken zou mailen. Tijdens dat gesprek heb ik verschillende malen aangegeven dat mijn werkzaamheden niet gratis zouden zijn. Wel heb ik aangegeven dat ik een eerste globale advies zou kunnen geven, uiteraard tegen betaling, waarna gekeken zou kunnen worden wat de verdere werkzaamheden zouden kunnen zijn en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn.

Op 16 maart ontving ik een email van de heer Brown met een hele trits aan bijlagen (produc- tie 1). Dat was de eerste week waarin gold dat thuis gewerkt zou moeten worden, dat advies heeft mijn kantoor, AKDP advocaten, opgevolgd. Het kantoor was dus gesloten, maar de ad- vocaten werkten vanuit huis verder. Van eventuele besprekingen kon dan ook geen sprake meer zijn. Daarop heb ik op 20 maart jl. de heer Brown een emailbericht gestuurd waarin ik heb aangeven bereid te zijn het globale advies te geven en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn (productie 2).

In de email is aangegeven dat zodra de declaratie betaald zou zijn, ik aan de slag zou gaan en binnen twee weken na die betaling, een advies aan de heer Brown zou zenden. De bijgaande declaratie was derhalve geen declaratie voor verrichtte werkzaamheden, maar betrof de kosten van het eventueel op te stellen advies.

Het staat een advocaat vrij om aan te geven onder welke voorwaarden een bepaalde opdracht wordt aanvaard. In dit geval gold dat ik het in de declaratie opgenomen bedrag redelijk vond ten opzichte van de voor het globale advies te verrichten werkzaamheden. Op het eerste ge- zicht was al duidelijk dat er verschillende complexe juridische vragen voorlagen die niet aan- stonds konden worden beantwoord.

De heer Brown had derhalve een keuze, dat voorstel accepteren, waarna de overeenkomst van opdracht zou zijn aangegaan, of daar niet mee akkoord te gaan, waarna geen overeenkomst tot stand zou komen.

Uit de email die ik op 20 maart van de heer Brown ontving, leidde ik af dat er geen overeen- komst tot stand was gekomen (productie 3). Dit heb ik in mijn email d.d. 21 maart jl. ook aan de heer Brown bevestigd en geprobeerd eventueel nog bestaande misverstanden uit de wereld te helpen (productie 4). Voor de volledigheid, ik heb geen adviezen aan de heer Brown gege- ven nu er geen overeenstemming over de opdracht was bereikt.

Daarop heb ik, alsmede al mijn kantoorgenoten en een aantal andere derden, op 21 maart,
23 maart en 25 maart nog berichten van de heer Brown ontvangen. Deze berichten heb ik niet beantwoord, omdat naar mijn mening de zaak helder was en de kwestie als afgedaan kon worden beschouwd en de inhoud van die emailberichten mij niet tot andere gedachten bracht (productie 5, 6, 7).

De heer Brown heeft vervolgens bij u een klacht ingediend en die toegelicht middels emailberichten die, als ik mij niet vergis, zijn verzonden op 7, 23 en 27 april.

Daaruit leid ik af dat met name de declaratie kwaad bloed heeft gezet. Vanwege de uitzonder- lijke beperkingen die in de week van 16 maart waren ingegaan, was het zoeken naar een mo- dus waarbinnen doorgewerkt kon worden. Mogelijk dat mijn secretaresse de factuur wat an- ders had opgesteld, dan ik heb gedaan. Zij doet dat normaal gezien, maar was daar nu niet toe in staat. Maar over de voorgestelde afspraken kan gezien de tekst van de bijgaande email geen misverstand hebben bestaan. Zeker niet na de verduidelijking op 21 maart.

Er is dan ook geen enkele feitelijke of juridische basis voor de aantijgingen van de heer Brown, nog los van de wijze waarop deze zijn geponeerd.

Vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,
K.A. Krikke