Nazi boeken
In nazi-biografieën zien we dat het beulswerk ook mensenwerk was. Waarom lezen we dat zo graag?

Amsterdam-Noir-Toen Jonathan Littell in 2006 zijn roman De Welwillenden (Les Bienveillantes) publiceerde, ontstond wereldwijd een discussie over de vraag of het moreel wel in de haak was dat wij als lezers ons zo dienden te identificeren met de ik-figuur, een voormalige SS-Obersturmbannführer die zijn herinneringen optekent.

Is het niet verwerpelijk dat je als lezer gedwongen wordt mee te gaan in zijn ergernissen over ‘onwillige’ slachtoffers en de bureaucratie van het Derde Rijk?

Het lezen van deze roman bezorgt de lezer een ongemakkelijk gevoel. Het verhaal over de concentratiekampen was heus niet nieuw, de vorm wel. Littell bood ons, al was het in fictie, een ander ‘deelnemersperspectief’ op de Holocaust. Misschien zijn we niet zozeer tot het kwaad genegen dat we ons er in uitleven, maar we voelen ons er wel toe aangetrokken, we willen dichterbij komen, om beter te begrijpen hoe het kwaad zich in iemands hoofd gedraagt.

Om beter te begrijpen waarom de Holocaust plaats heeft kunnen vinden, is het goed om boeken als dat van Littell te lezen. Hij vraagt aandacht voor de karakterologische en psychologische processen, en die spelen zich nu eenmaal af in hoofden van individuen. En of we willen of niet, dat psychologiserende effect sorteert ook de onafzienbare stroom van biografieën van Hitler, Himmler, Goering en al die andere nazi’s die nu in de boekhandel liggen. En dan spreken we nog niet eens over de twee biografieën van Eva Braun die bijna tegelijkertijd verschenen en de boeken met titels als De vrouwen van Mussolini, De vrouwen van Hitler en In bed met een dictator.

De H van Hitler
De Duitse historicus Peter Longerich publiceerde de zoveelste biografie van Goebbels. Kon daar nog iets nieuws in staan? Jazeker. Behalve details over Goebbels die ooit nota bene in Limburg solliciteerde naar een functie als onderwijzer, heeft Longerich met behulp van talloze documenten aannemelijk gemaakt dat Goebbels’ trouw aan Hitler zich uitstrekte tot in de echtelijke slaapkamer.

Zoals bekend pleegden Goebbels, zijn vrouw Magda en hun zes kinderen op 1 mei 1945 zelfmoord, dat wil zeggen Magda vermoordde haar kinderen en daarna vergiftigde het echtpaar zichzelf. En net als bij hun geliefde leider Hitler een dag eerder, werden hun lijken met benzine overgoten en in de fik gestoken. Dit familiedrama liep in meerdere opzichten parallel met de ineenstorting van het Duitse rijk. Berlijn stond in brand, de Führer werd door de familie Goebbels als een lid van de familie beschouwd en was tegelijkertijd een bovenmenselijk wezen voor hen, over wie uitsluitend in sentimentele termen gesproken kon worden. Dat alle kinderen van Goebbels namen kregen die met de H van Hitler begonnen, was niet eens het grootste eerbetoon.

Longerich weet aannemelijk te maken dat Hitler wel erg diep in het persoonlijke leven van de familie Goebbels doordrong. Goebbels was niets te dol, als het maar aandacht genereerde. Alleen door Hitler hors catégorie te plaatsen kon hij zichzelf volledig wegcijferen in dit contact. Hij was natuurlijk ook volledig van Hitler afhankelijk waar het zijn carrière betrof. Nadat Goebbels Magda Quandt ontmoette, werd de relatie met Hitler ook steeds hechter. Zo hecht dat Hitler al bij Goebbels thuis op de bank zat als de heer des huizes thuiskwam.

Longerich reconstrueert heel precies in welk arrangement Goebbels en Magda zich voegden. Hitler was verliefd op Magda, maar wilde in het openbaar niet als gebonden man bekend staan. Goebbels was in alle opzichten afhankelijk van Hitler. Hitler gaf hem toestemming om te trouwen, maar presenteerde, nadat hij werkelijk de macht had, Magda als een soort first lady van Duitsland. Nadat Goebbels in Berlijn was komen wonen, kwam Hitler, als hij in de stad was, bijna dagelijks bij de familie over de vloer. Longerich weeft dit gegeven behendig door zijn hele boek, en soms levert dat suggestieve zinnetjes op als: Goebbels ging alvast naar huis en Magda reisde de volgende dag met Hitler terug naar Berlijn. Het woord driehoeksverhouding valt nog net niet.

Dat kan ook niet, want Goebbels hield er zelf weer een serie minnaressen op na. Soms te veel of te openlijk. Daarom moest hij op bevel van Hitler een einde maken aan de relatie met zijn ‘officiële minnares’, de Tsjechische actrice Lída Baarová. De hele constructie van de veilig getrouwde Magda en de speciale band met Hitler zou in elkaar storten als het echtpaar Goebbels ging scheiden. En dat gevaar lag permanent op de loer.

‘Het kwaad kwam hen een beetje aangewaaid’

Een lammetje
Robert Gerwarth vertelt in zijn Hitlers Beul. Leven en dood van Reinhard Heydrich 1904-1942 uitgebreid over Heydrichs mislukte loopbaan als adelborst bij de marine en hoe hij toevallig op de kippenboerderij van Heinrich Himmler terechtkwam en zo SS’er werd. Op de een of andere manier zie je in veel van die biografieën van nazi’s, zelfs van de allerhoogste, dat het kwaad hen een beetje toevallig aangewaaid kwam. Dat is een intrigerend en tegelijkertijd beangstigend gegeven. Het kan ons dus ook overkomen.

Hoe meer je van iemands gewone leven weet, hoe begrijpelijker zijn keuzes worden, ook die voor het kwaad. Niet dat je er meteen begrip voor krijgt, zoals tijdens het lezen van De Welwillenden, maar de wederwaardigheden van Goebbels, Heydrich en Himmler worden door hun levensverhaal te lezen wel vermenselijkt. Het zijn, zo heeft Hannah Arendt overtuigend beschreven, niet zozeer de kwade bedoelingen van deze figuren die tot de Holocaust hebben geleid, maar de afwezigheid van kritisch denkvermogen in de totalitaire omgeving waarin ze verzeild raakten.

Dezelfde Peter Longerich die een biografie van Goebbels schreef, publiceerde ook een opvallende biografie waarin wordt benadrukt hoe Himmler dagelijks brieven naar huis schreef toen hij als 17-jarige in dienst trad van het Beierse leger. Natuurlijk tonen die epistels een heel andere persoon dan de arrogante SS-leider die hij op latere leeftijd was. De jongeman had heimwee en klaagde over het eten en de huisvesting. Hij raakte buiten zichzelf als hij een paar dagen geen post van thuis ontving. Dat beeld paste in de herinnering van de Amerikaans-Duitse geschiedkundige George Hallgarten, toen hij na de oorlog hoorde wat zijn oude schoolvriend Heini had aangericht: ‘Een lammetje, een jongen die nog geen vlieg kwaad kon doen.’

In een van de oudere biografieën van Himmler, van de Amerikaanse historicus Richard Breitman, wordt het planmatige en het al dan niet openlijke van de Holocaust tot thema van Himmlers leven gemaakt. Dit doet Breitman door ons inzicht te verschaffen in de persoonlijke achtergronden van Himmler, de man die met name in Polen een doorslaggevende rol speelde in de voorbereidingen van de bouw van concentratiekampen. Volgens Breitman was er helemaal geen sprake van een Duitse vooroorlogse politieke cultuur die antisemitisme stimuleerde, zoals Daniel Goldhagen later in zijn geruchtmakende boek Hitlers gewillige beulen beweerde. Eerder zou de systematische Jodenvervolging te verklaren zijn uit partijpolitieke machinaties om deze of gene hoge nazi te toetsen op zijn loyaliteit aan hogergeplaatsten.

boek blz
Foto: Jasper Junen/ANP

Hitlerkunde
De boeken over Hitler zijn niet meer te tellen. Behalve de herdruk van Ian Kershaws grote biografie, verschenen vorige jaar in de Nederlandse boekhandel twee biografieën van Andrew Wilson en van Willem Melching, die hun succes danken aan hun beknoptheid. Want de Hitlerkunde is niet meer te overzien. In het afgelopen jaar verschenen bij Nederlandse uitgevers alleen al minstens tien biografische boeken over Hitler. Er is ook een flinke schaduwbibliotheek op te stellen van boeken in het genre what if-history. Wat zou er gebeurd zijn als de Führer niet in 1945 gestorven zou zijn?

Dit type publicaties valt buiten het domein van de biografie omdat de auteurs van what if-history zich niet op onderzoek baseren maar op speculatie. Eén publicatie in dit genre intrigeert in zijn onzinnigheid. Simon Dunstan en Gerard Williams, beiden documentairemakers voor de Britse televisie, hebben zich jarenlang door een berg aan Hitlerstudies geworsteld om een verhaal te construeren dat niet zo gauw is te ontkrachten maar waarvan je vanaf de eerste bladzijde voelt: dit is niet serieus. Vanachter een zwaar rookgordijn van ooggetuigenverklaringen en vaag afgebeelde documenten beweren ze dat de twee verbrande lichamen die eind april 1945 in de Führerbunker in Berlijn werden gevonden, niet van Eva Braun en Adolf Hitler waren maar van hun dubbelgangers. Hitler zou op 28 april 1945 samen met zijn kersverse bruid naar Argentinië zijn gevlucht en daar tot 1962 een aangenaam leventje hebben geleid. Na zijn scheiding van Eva pakte hij het schilderen weer op. Dat viel nog niet mee, want hij kreeg steeds meer last van de ziekte van Parkinson.

Schooljongens


‘Biography is the form by which little people take revenge on big people,’ zo schreef Edmund White. Met dit adagium in het achterhoofd is het interessant om naar de vier biografieën van Mussert te kijken. Jan Meyers beschreef Mussert in 1984 met een ironisch ondertoontje als een burgermanstypetje. Emerson Vermaat daarentegen schreef in 2011 een heel ander boek. In zijn Anton Mussert en zijn conflict met de SS wordt heel precies uitgelegd hoe professioneel Mussert zijn politieke doelen nastreefde.

Mussert was aanvankelijk geen antisemiet maar Meinoud Rost van Tonningen, hoofdredacteur van Het Nationale Dagblad en derde man van de NSB, zorgde ervoor dat de partij antisemitisch werd. De jonge fanatieke Henk Feldmeijer (ook van hem verscheen in 2012 een biografie, geschreven door Bas Kromhout) streefde intussen naar een groot Germaans rijk onder leiding van Hitler. Mussert ijverde zelf voor een zekere onafhankelijkheid van Nederland. Nadat de nazi’s Nederland in 1940 bezet hadden, ontstond bovendien binnen de NSB een strijd om de beste contacten met de bezettingsautoriteiten. Als schooljongens die bij hun meesters in het gevlei wilden komen, vochten de NSB’ers om de gunsten van Heinrich Himmler, de leider van de Duitse SS, Rauter, de baas van de SS in Nederland, en natuurlijk de rijkscommissaris in Nederland, Arthur Seyss-Inquart (in 2011 verscheen een Nederlandse biografie van de hand van Wilco Gieling).

Tessel Pollmann ging in haar vorig jaar verschenen Mussert & Co. De NSB-Leider en zijn vertrouwelingen volgens een oude journalistieke wet te werk: als je iets van macht wilt begrijpen, follow the money. De argumenten voor Pollmanns ‘radicaal’ andere beeld van Mussert zijn overtuigend. Pollmann laat niet alleen zien dat Mussert een hebzuchtige graaier was, uit haar verhalen wordt ook duidelijk hoe rücksichtslos de Grote Leider zich opstelde als hij een graantje mee kon pikken uit Joods bezit. Uit niet eerder geraadpleegde accountantsrapporten over het vermogen van de NSB die Justitie na de bevrijding liet maken, blijkt dat de NSB 66 panden in bezit had. Het overgrote deel, namelijk 61, was te kwader trouw verkregen. Mussert wist dat het om geconfisqueerd – in de regel Joods – bezit ging.

En dan verscheen onlangs een ‘biografie’ van Mussert door Bert Bukman. Met grote stappen snel thuis en eigen verzinsels heeft Bukman Mussert dichterbij willen brengen met ‘literaire’ middelen. In een mislukte poging deze vie romancée mee te laten liften op het succes van Laurent Binets roman HhhH over Heydrich werd Bukmans boek door de uitgever gepresenteerd als ‘faction’. Geheel in lijn met wat Edmund White van biografen verwacht, wordt Mussert belachelijk gemaakt. ‘Journalism is the Destroyer of Literature’ schreef de Amerikaanse criticus en novelist Julian Hawthorne. Of dat waar is blijft de vraag, maar ‘literature’ is maar al te vaak ‘the Destroyer of Biography’, tenminste daar waar de literaire vorm gebruikt wordt om een gebrek aan deugdelijk onderzoek te camoufleren.

boeken naziFoto: Jasper Junen/ANP

Lijden en verveling
Waarom zijn wij zo gefascineerd door biografieën van nazi’s? Is het de door Hannah Arendt beschreven banaliteit van het kwaad, door Harry Mulisch al zo breeduit geëtaleerd toen hij voor Elseviers Weekblad het Eichmann-proces in Jeruzalem versloeg, gebundeld in De zaak 40/61? Ik denk het niet. Althans, dat is niet de enige reden. Veeleer heeft de biografie ons beeld van de Tweede Wereldoorlog verfijnd en misschien zijn we een en ander beter gaan begrijpen. Ook beulswerk is tenslotte mensenwerk.

Met behulp van de biografische methode – het persoonlijke accepteren als mogelijke verklaringsgrond voor het publieke – kan ander of nieuw licht op bepaalde thema’s geworpen worden. We weten onderhand wel hoe dun de scheidswand was tussen goed en fout, zelfs tussen lijden en verveling tijdens de bezetting. ‘Stuur me niet meer zoveel eten,’ schreef de dwangarbeider en latere dichter Jan Hanlo in 1943 vanuit zijn barak van de Siemensfabrieken in Berlijn aan zijn moeder. Waar anderen leden, was voor Hanlo het dwangarbeiderschap geen groot drama, onder meer omdat hij als Nederlander hoog stond aangeschreven in de Germaanse rassenleer van de nazi’s, maar ook omdat hij net als zijn bewakers Duits sprak. De gebroeders Alfred en Ernst Kossmann hadden om dezelfde redenen de tijd van hun leven toen ze als dwangarbeiders in Duitsland aan een spoorlijn werkten.

Dankzij deze (auto)biografische informatie is onze kennis verdiept over wat dwangarbeid tijdens de bezetting in Duitsland voorstelde. Zo kan elke keer een ander ‘deelnemersperspectief’ op die oorlog beschreven worden. Duitser, Jood, verzetsman of communist. De biografie is een uitstekende methode om steeds weer de vraag te stellen of het persoonlijk leven en de individuele drijfveren van deze nazi, dit slachtoffer van de Holocaust of die verzetsheld voldoen aan het beeld dat wij van deze mensen hebben. De studies die steeds maar weer bevestigen dat Mussert representatief was voor de sullige niet al te slimme nazi of dat Heydrich het resultaat was van zijn militaire omgeving, passen in een sjabloon dat we zo langzamerhand wel kennen. Blijkbaar lezen we met steeds meer belangstelling hoe deze mensen mogelijkerwijs een afwijkend leven hebben geleid van wat we dachten, of zelfs een leven dat op het onze lijkt. We vrezen het kwaad in onszelf.
Door Hans Renders

Dit voorjaar verscheen onder (mede)redactie van Hans Renders ‘Theoretical Discussions of Biography. Approaches from History, Microhistory and Life Writing’, New York, 2013

Eerder verschenen in deze rubriek om nooit te vergeten:

Luijters geeft Joodse kinderen identiteit

Mokum for ever